De kolonie te Nieuwe Niedorp en het Federatieve Fonds

Begin 1902 ontstond in het noordhollandse Nieuwe Niedorp een nieuwe christen-anarchistiese kolonie. Drie mannen, Maarten Koorn, Dirk Kruit en Dirk Zwagerman, en één vrouw, Aaltje Zwagerman, kochten een huis met erf en gingen in een kommunisties verband werken en leven. Men had geen geld om meer grond te kopen, zodat 3 ha werd gepacht voor het verbouwen van aardappelen, kool en andere groentes. Daarmee startten de vier pioniers.

Dat de nieuwe kolonie in Nieuwe Niedorp ontstond was niet toevallig. Daar stond als predikant N.J.C. Schermerhorn, die als anti-militaristies propagandist en als voorvechter van de Internationale Anti-Militaristische Vereeniging grote bekendheid zou krijgen. Hoewel van direkte banden tussen hem en de kolonie geen sprake was, had hij grote invloed op het denken en handelen van veel van zijn dorpelingen. Een aantal van zijn aanhangers vestigde zich later in de Horstermeerpolder, waar vanaf 1910-1911 een
anarchistiese gemeenschap bestond.

Na een jaar leek de kolonie belangrijke uitbreiding te krijgen. Enkele 'afgescheidenen' van de tuinbouwgroep in Blaricum wilden grond kopen om een nieuw begin te maken, maar een van de leden van de groep vernietigde het bereikte akkoord en de plannen gingen niet door. Toch waren er op dat moment regelmatige kontakten met de geestverwanten in Blaricum en begin 1904 nam de kolonie in Nieuwe Niedorp een beginselprogramma aan, dat was afgeleid van dat van de Vrede-groep en de Internationale Broederschap. Het doel was 'te bevorderen een leven in den geest van Jezus'. De land- en tuinbouwgroep zou berusten op 'den grondslag van een kommunistische groep van geestverwanten'. 

Met de drukkerijgroep Vrede werd in januari 1904 het Federatieve Fonds opgericht, dat zich ten doel stelde een band te vormen tussen alle personen en groepen, die op dezelfde grondslag als Vrede werkten en hen in staat te stellen volgens die beginselen te werken. Het Bouw- en reserve- fonds van de Internationale Broederschap ging in de kas van het Federatieve Fonds, terwijl voortaan daarin ook alle baten en giften zouden worden gestort. Het Fonds was van de groepen, alle eigendommen en gebouwen van de groepen waren van het Fonds. Het bestuur werd in eerste instantie gevormd door Lodewijk van Mierop voor de Vrede-groep en Maarten Koorn voor Nieuwe Niedorp.

De oprichting van het Fonds was voor een deel een reaktie op de verscherping van het toezicht op de aangesloten groepen door het hoofdbestuur van GGB. Daarmee werd duidelijk dat een aansluiting van de christen-anarchistiese groepen bij die vereniging niet meer plaats zou vinden. Enkele andere groepen, zoals de kolonie in de Horstermeerpolder en de juist opgerichte drukkersgroep Nieuw Leven in Den Haag leken evenmin iets te voelen voor dat toezicht. Voor Nieuwe Niedorp was de in haar statuten vastgelegde autonomie in strijd met de kontrole door het hoofdbestuur van GGB en dat was de reden waarom de kolonie zich niet aansloot. In 1906 schijnt de drukkerij Nieuw Leven in Den Haag enige tijd tot het Federatieve Fonds te hebben behoord. Kennelijk was dit voor zeer korte tijd en alleen om zakelijke redenen (nl. een lening, waarmee men het drukkers- en zettersmateriaal van de Vrede-groep had kunnen overnemen). De groep ging weldra naar GGB over en loste in korte tijd haar schulden aan het Fonds af. Tussen het Fonds en GGB bestond geen enkele vorm van samenwerking. Integendeel, men beschouwde elkander als konkurrerende instanties.

De eerste jaren van de kolonie waren niet slecht. Al het eerste jaar was er een batig saldo van f 81,- en het tweede jaar was door de hoge groenteprijzen evenmin ongunstig. De kolonie had inmiddels 6 ha land kunnen aankopen en een tweede huis verworven. Men werkte nu geheel op eigen grond die in bouwland en tuingrond was omgezet. Bij een omzet van f 3000 was in twee jaar een overschot van rond driehonderd gulden bereikt.31 De bevolking van de kolonie was ook uitgebreid. Toegetreden als aspirant-lid met een proeftijd van zes maanden waren Grietje van der Kooi van de Vrede-groep, de tuinman Jan Koorn van Walden, de bakker Jacob van Dok uit Sint Maarten en de dienstweigeraar Simon van Vliet, die ook al op Walden was geweest. Daarnaast waren er vele passanten, zoals bij andere kolonies eveneens het geval was.

Problemen ontstonden in 1906 met de onderlinge samenwerking op de kolonie in Nieuwe Niedorp. Begin 1907 bestond de kolonie weer uit vier leden, nadat de andere vier na kortere of langere tijd waren vertrokken. De konsekwent kommunistiese leefwijze moest worden losgelaten. Vanaf mei 1907 werd in onderling overleg voor een ieder een bepaald loon vastgesteld. Financieel ging het echter prima. Men ging zich meer op de fruitteelt toeleggen en er werd een kleine boomkwekerij aan de peren- en appelboomgaard toegevoegd. Toen Lodewijk van Mierop e.a. in 1909 naar Soest vertrokken om Chreestarchia te stichten en Vrede teniet was
gegaan, beheerde Nieuwe Niedorp alleen het Federatieve Fonds. Met de
groep christen-anarchisten in Soest bestond sindsdien nauwelijks meer enig kontakt.

In de loop van de volgende jaren bleef het in ekonomies opzicht voortreffelijk gaan, terwijl het verloop van groepsleden groot bleef. Het
bezit was weer uitgebreid, nadat een boerin haar boerderij en land aan de kolonie had nagelaten. De boerderij werd gesloopt en daarvoor in de plaats kwamen een timmerwerkplaats en een smederij annex fietsenmakerij. Dit laatste bleek geen gelukkige handelwijze, omdat de kolonie in een konkurrentieslag raakte met de reeds bestaande bedrijfjes in het dorp zelf. Men werd afhankelijk van de gunst van de dorpelingen. Zowel de smid, Dirk Smid, als de timmerman verlieten na enige tijd de kolonie. De bedrijfjes werden later verhuurd aan een boerenkooperatie. Enkele kolonisten vertrokken na 1912 en vestigden zich ook weer in de Horstermeerpolder.
In het begin van de jaren twintig zocht GGB nog eens toenadering en trachtte de kolonie tot aansluiting te bewegen. Daarbij had men kennelijk meer oog voor het geld van het Federatieve Fonds dan voor de kolonie zelf. Sukses hadden deze pogingen echter niet. De christen-anarchisten noemden reeds in deze tijd de kolonie ontaard. In 1921 meende Felix Ortt dat het Federatieve Fonds niet meer aan zijn statuten voldeed. In een brief aan algemeen ambtenaar Methofer van GGB verzuchtte Ortt: 'Wat is er toch vroeger in goed vertrouwen op kameraden slordig gehandeld en vermorscht. (...) En wat zijn er massa's mensen afgevallen en die dat blinde trouwen
misbruikt hebben.'" Lodewijk van Mierop sprak van een 'ontaarde' kolonie. In de kolonie kwam het in deze tijd tot konflikten tussen de
oudere kolonisten (Maarten Koorn en P. Brand) en jongeren als Piet Oosterbroek, Karel Veth en Arie Mantel. De laatsten waren niet religieus georienteerd, hoewel ze wel afkomstig waren uit de kring van dienstweigeraars, geheelonthouders en Rein Leven. Het kwam zo ver, dat Oosterbroek, Mantel en Veth in het najaar van 1925 naar de in Best bestaande kolonie De Ploeg trokken. Vier koeien, een paard, zaaigoed en gereedschappen namen ze uit Nieuwe Niedorp mee als kompensatie voor achterstallig loon. Ex-kolonist Jacob Langendijk noemde naast de ruzies als reden van de mislukking het grote aantal passanten dat steeds op de
kolonie verkeerde.

Als bedrijfje funktioneerde Nieuwe Niedorp echter nog steeds. In de loop der jaren was het in feite een prive bedrijfje geworden, dat Maarten Koorn tot na de Tweede Wereldoorlog zou voortzetten. Het rendeerde niet slecht, zodat Methofer in 1932 trachtte het bezit van het Federatieve Fbnds, toen f 15.000 waard, binnen GGB te krijgen. Hij vreesde dat het anders in partikuliere handen zou terechtkomen. Na de oorlog vonden besprekingen plaats tussen Maarten Koorn, die in een bejaardentehuis was gaan wonen en de bezittingen verhuurd had, om het Federatieve Fonds in GGB onder te brengen. Dat gelukte toen GGB reeds was gelikwideerd.
De bezittingen werden verkocht. De leefgemeenschappen van de christen-anarchisten stonden in feite even los van de vereniging GGB als dat met Walden het geval was. Zij behoorden tot de landelijke kolonisatiebeweging, waarvoor in de bladen Vrede en Arbeidersweekblad propaganda werd gevoerd. De oprichting van het Federatieve Fonds door de christen-anarchistiese groepen in 1904, betekende hier dat deze groepen verder hun eigen weg bewandelden en dat voortaan GGB en de christen-anarchisten elkaars werk vanuit de verte met vage sympathie op basis van gelijke uitingsvormen bij verschillende doelstellingen gadesloegen.